Home

Internationale dag tegen de vrouwenbesnijdenis

06/02/2014
Op 5 februari 2014 namen de bewoners en het personeel van het opvangcentrum Kapellen deel aan een flashmob om de vrouwenbesnijdenis in de kijker te zetten.

Op de vooravond van de internationale dag tegen de vrouwenbesnijdenis dansten meer dan 100 mensen samen in het centraal station van Antwerpen op het liedje Toofan van Africa Hoyee.Een "flashmob" is een grote groep mensen die plotseling op een openbare plek samenkomt, iets ongebruikelijks doet en daarna weer snel uiteenvalt.De organisator van deze actie was GAMS; een groep Afrikaanse en Europeaanse mannen en vrouwen die strijden tegen Vrouwelijke Genitale Verminking (VGV).  De vereniging organiseert sensibiliserings-activiteiten en informatiesessies. Daarnaast pleit het op nationaal en internationaal niveau voor de uitbanning van VGV.  GAMS ondersteunt individuen die slachtoffer werden van genitale verminking door hen te begeleiden naar de gepaste diensten (gezondheidszorg, juridische hulp, …). Sinds 2009 organiseert het ook psychologische consultaties, zowel individueel als in groep. Naar schatting werden wereldwijd 100 tot 130 miljoen meisjes en vrouwen het slachtoffer van genitale verminking.Elk jaar lopen 3 miljoen meisjes het risico hetzelfde lot te ondergaan. Vrouwelijke genitale verminking is elke ingreep die leidt tot een gedeeltelijke of een volledige verwijdering van de externe geslachtsorganen van de vrouw of elke andere verwonding van het vrouwelijke geslachtsorgaan om culturele, religieuze of niet-therapeutische redenen. In meer dan 28 Afrikaanse landen worden jonge meisjes nog steeds besneden en geïnfibuleerd.  Genitale verminkingen komen vooral voor in Subsahara Afrika en op het Arabisch schiereiland (Yemen, Verenigde Arabische Emiraten, Oman).  In mindere mate wordt VGV ook uitgevoerd in bepaalde gemeenschappen in het Midden-Oosten (Irak, Israël), Azië (India, Indonesië, Maleisië, Sri Lanka) en Zuid Amerika (Peru, Colombië). In de betrokken Afrikaanse landen wordt de verminking uitgevoerd door oude vrouwen, traditionele vroedvrouwen of barbiers, maar ook door artsen of vroedvrouwen in gezondheidsinstellingen, hoewel dit verboden is door de Wereldgezondheidsorganisatie. Ook in Westerse landen, die gemeenschappen afkomstig uit deze landen opvangen, worden meisjes nog steeds het slachtoffer van genitale verminking.  Families doen dan beroep op besnijdsters afkomstig uit hun geboorteland.  De meisjes worden het vaakst verminkt tussen hun 4e en 14e levensjaar, maar afhankelijk van de cultuur kan het ook enkele maanden na de geboorte gebeuren.  Hoewel het oorspronkelijk om een overgangsritueel ging, waarmee de overgang van kind naar vrouw gevierd werd, is er de laatste jaren een daling merkbaar in de leeftijd op dewelke meisjes besneden worden.  De reden hiervoor is dat jongere meisjes zich moeilijker kunnen verzetten, wat het uitvoeren van de operatie makkelijker maakt.