Fedasil-netwerk: alle bewoners hebben recht op opvang
De 'opvangwet' (de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen) bepaalt dat meerdere groepen vreemdelingen recht hebben op opvang in België en dat zij, op basis van dat recht, worden ondergebracht in het opvangnetwerk onder het beheer van Fedasil (zowel in opvangcentra als in individuele woningen). Vandaag worden meer dan 15.600 personen opgevangen in het netwerk, dat nu overbezet is. Al deze personen hebben recht op opvang en behoren tot verschillende categorieën (zie onderaan deze pagina – tabel in bijlage).
Deze categorieën zijn:
(situatie op 01.10.2008)
1. Asielzoekers van wie het dossier nog in behandeling is: ofwel bij de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ), het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) of de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Zij vertegenwoordigen bijna 50% van de opgevangen personen. Het aantal asielzoekers stijgt (+20% sinds januari 2008).
2. Personen die een negatief antwoord hebben gekregen op hun asielaanvraag en nadien een beroep hebben ingediend bij de Raad van State. Het gaat hier voornamelijk over asielaanvragen ingediend in het kader van de oude asielprocedure (voor juni 2007). Zij blijven recht hebben op opvang tijdens het onderzoek van hun beroep. Zij vertegenwoordigen 25% van de opgevangen personen.
3. Personen met een verblijfsvergunning (erkende vluchtelingen, geregulariseerden, personen met een subsidiaire beschermingsstatus…) en die recht blijven hebben op opvang in afwachting van de financiële steun. Zij mogen nog maximaal 2 maanden in het netwerk verblijven.
Zij vertegenwoordigen meer dan 6% van de opgevangen personen.
4. Personen van wie de asielaanvraag is afgehandeld maar die een verlenging van hun verblijfsvergunning hebben gevraagd of gekregen van de Dienst Vreemdelingenzaken) bijvoorbeeld om medische redenen of omdat zij een aanvraag hebben ingediend voor vrijwillige terugkeer.
Zij vertegenwoordigen meer dan 6% van de opgevangen personen.
5. Kinderen die hier illegaal verblijven met hun ouders, en waarvan een OCMW heeft vastgesteld dat de ouders niet kunnen voorzien in het levensonderhoud van de kinderen. Volgens het Koninklijk Besluit van 24.06.2004 hebben deze gezinnen recht op materiële opvang in de centra van Fedasil en het Rode Kruis.
Zij vertegenwoordigen meer dan 7% van de opgevangen personen.
6. De niet-begeleide buitenlandse minderjarigen (jongeren die in België toekomen zonder hun ouders) die geen asiel hebben aangevraagd maar in het bezit zijn van een aankomstverklaring. Zij vertegenwoordigen 0,6% van de opgevangen personen. De niet-begeleide buitenlandse minderjarigen die asiel aanvragen zijn niet opgenomen in deze groep.
7. Personen van wie de asielaanvraag verworpen werd, maar die nog recht hebben op opvang tijdens een overgangsperiode: sommigen hebben nog een termijn om een beroep in te dienen tegen de negatieve beslissing van de asielinstanties, anderen wachten nog op het bevel van Dienst Vreemdelingenzaken om het grondgebied te verlaten of bevinden zich nog binnen de toegelaten termijn (5 dagen) om de opvangstructuur te verlaten. Alles samen vertegenwoordigt deze groep minder dan 5% van de opgevangen personen.
De nationaliteiten die het meest vertegenwoordigd zijn in de opvangstructuren zijn personen afkomstig uit Rusland (voornamelijk Tsjetsjenië), Irak, Afghanistan, Guinee en Iran.
Er zijn ook personen afkomstig uit landen van de Europese Unie, voornamelijk Slovaken, Roemenen, Tsjechen (878 personen in totaal). België is een van de enige landen die zich ertoe hebben verbonden om de asielaanvragen van EU-onderdanen te onderzoeken. Het gaat hier om een uitzondering op het Verdrag van Amsterdam (1997). Deze personen hebben dus wel degelijk recht op opvang. De asielinstanties behandelen deze asielaanvragen wel volgens een versnelde procedure.